De Vrijwilliger: Leo Jansen
Leo Jansen is 48 jaar oud en werkt op de HAS Hogeschool in Den Bosch als docent kwaliteitszorg, logistiek en informatiekunde. Als vrijwilliger is hij al ongeveer acht jaar actief bij onze tennisvereniging en regelt hij onder andere het innen van de contributie samen met Marleen Lenssen. Ook draait hij een aantal keer per jaar een bardienst.
“Ik ben geboren en getogen in Wijchen, zoals ze dat zo mooi zeggen. Ik heb daar tot ongeveer mijn dertigste gewoond. Daarna ben ik met mijn vrouw en twee kinderen naar Weert verhuisd waar we negen jaar hebben gewoond, voordat we naar Rosmalen zijn gekomen. Dat is nu zo’n negen jaar geleden. Ik heb al die tijd eigenlijk nooit getennist. Ja, wel af en toe een balletje geslagen met mijn broer, maar ik ben nooit lid geworden van een tennisvereniging. Ik heb vroeger eigenlijk altijd gevoetbald. Met tennissen ben ik pas echt begonnen toen we hier kwamen wonen. We wonen hier misschien 300 meter van de club vandaan, dus toen had ik zoiets van: nu moet ik ook echt maar eens lid gaan worden van een tennisclub.”
Vanaf het moment dat Leo hier kwam wonen, is hij ook nog een paar jaar lid geweest van OJC Rosmalen als voetballer en als trainer/coach van zijn zoon. Hier is hij uiteindelijk toch maar mee gestopt. “Ik merkte al snel dat dat voetbal steeds meer problemen ging opleveren. Ik kreeg steeds meer last van blessures en het herstel ging ook steeds langzamer. Dus toen ben ik toch echt maar gaan tennissen.” Hij kwam voor het eerst in contact met mensen van de club toen hij meeging doen met de zogenoemde ‘Racket-avonden’; een soort interne competitie op de vrijdagavond. “Ik ben al snel in contact gekomen met Dick Steenhuisen en zijn team bleek nog een man nodig te hebben voor de interne competitie, dus op die manier ben ik er een beetje ingerold.”
“De contributie-inning was ik wel dagen zoet mee”
Door de interne competitie leerde hij al snel veel mensen kennen en van het een kwam het ander. “Ik weet niet meer precies of ik nou eerst ben begonnen met de bardienst of met de contributie-inning. Dat zal wel ongeveer gelijktijdig gebeurd zijn. Ik denk dat ik ook via Dick met de bardiensten begonnen ben. Hij deed dat toen al en volgens mij heeft hij me toen wel eens gevraagd of ik dat leuk vond om te doen. Ik had al wel een beetje ervaring met tappen, want met de HAS Hogeschool worden we wel eens gevraagd om te tappen met carnaval. Dat vond ik altijd wel leuk, dus heb ik me voor de bardiensten bij de club ingeschreven. Nu doe ik dat dus ongeveer twaalf keer per jaar met veel plezier. En zeker als het een beetje druk is, want dan is het ook meteen veel gezelliger.”
“Ongeveer in dezelfde periode dat ik met de bardienst ben begonnen, zag ik dat er op de site een vacature stond voor de contributie-inning. Ik dacht meteen: dat lijkt me wel wat! Ik vind het namelijk wel leuk om met grote databestanden te werken en het is ook iets dat je zelf kan plannen, dus dat leek me wel leuk om te doen. Ineke de Jager en mijn voorganger hebben me toen in een paar avondjes uitgelegd hoe het allemaal precies werkte.” Het bleek echter allemaal wel veel ingewikkelder dan hij had gedacht. “Ik heb me van te voren wel een beetje verkeken op hoeveel tijd het me zou gaan kosten. Dat viel in het eerste jaar toch wel erg tegen. De contributie verliep toen nog via Rabo-telebankieren. Daar hadden ze een apart programma voor. Maar je moest toen nog voor elk lid apart een opdracht geven, dus moest je dat bijna duizend keer doen! Daar was ik echt dagen zoet mee.”
Gelukkig had hij hier al vrij snel een oplossing voor gevonden. “In dat programma kon je wel codes invoeren om het makkelijker te maken. Je kon dan aan ieder lid een code hangen met bijvoorbeeld ‘senior’ of ‘junior’, zodat je voor alle seniorleden een bepaald bedrag kon afschrijven. Het heeft toen alleen wat tijd gekost om al die codes in te voeren, maar daarna ging alles een stuk sneller en makkelijker.” Helaas duurde deze periode niet heel lang. “Al snel kreeg ik te horen dat de Rabobank zou gaan stoppen met dat programma, dus dat was wel even slikken. Toen ben ik met Ineke om de tafel gaan zitten om te kijken hoe we verder moesten. Uiteindelijk zijn we met een nieuw programma begonnen, maar daarvoor moesten we wel eerste alle bankrekeningnummers van alle leden invoeren. Maar toen we dat eenmaal gedaan hadden, werd het eindelijk een stuk makkelijker.”
“Ze noemen me wel eens André Agassi”
Leo tennist met veel plezier en doet dit dan ook regelmatig. foto.JPGNu de competitie weer is begonnen, tennist hij meestal zelfs drie keer per week. “We hebben op maandagavond een clubje van zeven, waarvan er iedere week vier spelen. Dus dan speel ik ongeveer twee van de drie weken. En op donderdagavond spelen we met ‘Efkes Weg’. Dat is een groep mannen waarmee we wekelijks spelen. Er staan nu een man of dertig op de lijst en we hebben allemaal zo’n oranje truitje aan, dus we vallen erg op. Tot eind vorig jaar was dat nog een fel groen shirtje. Met die groep spelen we nu wekelijks vier dubbels. Dus dan doen we een aardig beroep op de banen.” Lacht Leo. “En op zaterdagavond speel ik nu dus weer competitie. En tussen de competities door doe ik ook best vaak aan een toernooitje mee, dus ik ben gemiddeld wel twee á drie keer per week op de tennisbaan te vinden.”
Bij de vraag of hij ook een favoriete tennisser heeft, komt er een leuk verhaal bij hem naar boven. “Ik ben ooit wel eens tweede geworden bij het Pinkstertoernooi van Bastion Baselaar en toen kreeg ik een cadeaubon ter waarde van veertig euro, waarmee ik bij Teun van Pelt iets uit mocht zoeken. In die winkel zag ik een hele mooie tennistas staan, die ik wel wilde hebben. Alleen in de winkel leek ‘ie nog niet zo groot, maar toen ik er hier voor de eerste keer mee aan kwam zetten, kreeg ik te horen: ‘Kijk, daar komt Agassi aan!’ Dus sindsdien word ik wel eens Agassi genoemd.” Lacht Leo.
“Het bestuur verdiend een groot compliment”
Over de club zelf kan Leo niet anders dan positief zijn. “Ik denk dat het bestuur van de club een heel groot compliment verdiend. Het leuke en bijzondere aan de club vind ik vooral dat als er zich ooit een probleem voordoet dat het zich dan bijna vanzelf weer oplost. Er is eigenlijk nooit gedoe, gehannes of geklier en er hangt altijd een goede sfeer. Ja, ik kan niet anders zeggen dan dat ik het heerlijk vind om hier te tennissen.”
-Geschreven door: Loek Perquin.